Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet kinderopvang

 

Artikel 29
1
Een ouder heeft in een berekeningsjaar aanspraak op een tegemoetkoming van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen:
a
voor zover de ouder in dat jaar een persoon is die een uitkering ontvangt en gebruik maakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder h of i, tenzij het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 72, tweede lid, van de Werkloosheidswet, artikel 30, vijfde lid, onder a, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen of op grond van artikel 7, derde lid, tweede zin, van de Wet werk en bijstand verantwoordelijk is voor het ondersteunen van die ouder bij arbeidsinschakeling;
b
voor zover de ouder in dat jaar een persoon is als bedoeld onder a, en zijn partner in dat jaar een persoon die in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland woont en een uitkering ontvangt als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder h of i, en gebruik maakt van een in één van die onderdelen bedoelde voorziening gericht op arbeidsinschakeling, tenzij het college van burgemeester en wethouders op grond van de wetten, genoemd onder a, verantwoordelijk is voor het ondersteunen van die partner bij arbeidsinschakeling of een daarmee vergelijkbare uitkering respectievelijk voorziening, vastgesteld krachtens de wetgeving van een andere lidstaat of Zwitserland;
c
voor zover de ouder in dat jaar een persoon is als bedoeld onder a, en zijn partner in dat jaar een persoon als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder c;
d
voor zover de ouder in dat jaar een persoon is als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder a of b, en zijn partner in dat jaar een persoon als bedoeld onder b;
e
voor zover de ouder in dat jaar een persoon is als bedoeld onder a, en zijn partner in dat jaar een persoon die in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland woont en in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland arbeid verricht;
f
voor zover de ouder in dat jaar een persoon is als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, en zijn partner een persoon als bedoeld onder b.
2
Een persoon als bedoeld in het eerste lid onder a heeft slechts aanspraak op een tegemoetkoming indien hij geen partner heeft.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •